7 oktober 2003Over de Brittenburg komen zelfs nu nog af
en toe nieuwe gegevens tevoorschijn of andere gezichtspunten. Voor de liefhebber
ga ik hier wat dieper op in. Er wordt wel uitgegaan van wat bekend is uit
de literatuur die in het overzicht is genoemd.
Augustus 2003Vissers mijmeren
over vroeger
In het overzicht worden twee Katwijkse vissers genoemd, die herinneringen
ophalen aan grote stenen die ze opvisten. De tekst hiervan is (uit het
Katwijks vertaald):
|
P: Aan de zuidkant, als je daar vaarde moest je oppassen, dan
kwam je op het oude Katwijk. Ja, dan viste je op de stenen van oud-Katwijk.
Bezuide de Ouwe kerk, 't Skuitegat, daar nog bezuiden van. In de Lek (
plaats waar veel vis zat), op een vaam of acht (15 meter), op drieduizend
meter. Je haalde de stenen op met de nette. Van die grote stenen had je.
Dan zeiden we nog: dat is van Oud Katwijk. Het lag zo tussen de eerste
en tweede paal in (waarschijnlijk paal 88 en 89). Daar hebben altijd huizen
gestaan hoor, allegaar naar de grond gegaan. Der zullen nog staan, maar
niet meer zoveel als vroeger. Het is nou meer geluk hebben dat er zo'n
ouderwetse steen is. Ouwe Jaap Bent, die wist het zo goed.
H: Dat moet al heel ouderwets wezen, want toen ik een jonge
was, heb ik het ook hore zeggen. Zelf ophalen heb ik het niet meer helpen
doen.
even verder:
P: ... Oude Jaap Bent die wist 't zo goed van belang. Ja, je
moet weten, die was zo veel ouder als ik, ...Uit het Katwijks
woordenboek, pag. 12-13 |
En een soortgelijk maar vager verhaal:
`Wel spreken Ouden van een "Huis mid de Kat" op een plaats drie mijlen
ten zuidwesten van Katwijk, in zee'Uit het De
volkstaal van Katwijk aan Zee pag. 13
Het is mogelijk dat 'P' het verhaal niet uit eigen waarneming kende,
maar had gehoord van de veel oudere Jaap Bent. Toch lijkt het ondanks de
verschillen aannemelijk dat er ten zuiden van het dorp stenen zijn gevonden,
die men voor het oude dorp hield. De plaats zou echter betekenen dat de
kust in de Romeinse tijd meer dan drie kilometer voor de huidige lag en
dat is wel erg veel. Dit heeft dus nog wel een tweede bevestiging nodig. |
|
Augustus 2003Jan Van
Wassenaar, een vroege archeoloog
In een recent boek vond ik het verslag van de eerste archeologische
opgraving in 1520 door Jan van Wassenaar. In vrije vertaling:
En dit huis en kasteel te Britten staat nu verder in de zee en wordt
dagelijks bevloeit van water en is ganselik vernield. En het wordt bij
wijlen gezien als er een sterk eb is, dat er nog muren en torens staan
en is een wonderlijk timmerage en bouwsel geweest. Also is gebeurd dat
in het jaar 1520 omtrent kerstmis dat de zee heel laag geëbed was
uit het westen en noordwesten als zij bij mensenleven niet geweest had,
toen zag men de structuren en bouwsels van de muren en de torens omtrent
7 tot 8 voet (2,5 m) hoog boven de aarde en de muren gingen opwaarts door
het strand in de duinen onder de aarde tot twee plaatsen, op de manier
of daar een water tussen die muren gelopen had 'duer een vallen'
(?). En de heer Jan van Wassenaar deed uitermate veel grote blauwe en andere
duistere tegelen en andere vreemde dingen uit dit fundament van het huis
en uit de muren tot verder in de duinen uitgegraven en zou het achtervolgd
hebben om te onderzoeken waar deze structuren eindigen zou, maar de duinen
waren lang en hoog. Dus liet hij het liggen en deed een grote balk zetten
in de duinen, om te weten waar men het einde gelaten had, zoals men nog
zien mag.Uit : Heren van stand 1200-2000, H.M. Brokken (2000),
pag. 59
De tekst komt uit een kroniek in de 2e helft van de 16e eeuw. Het
is opvallend dat op dat moment de Brittenburg al geheel vernield en in
zee werd gezien, terwijl volgens de tekening het gebouw rond 1560 nog in
redelijke staat op het strand lag.
Augustus 2003Een nieuwe
vondst
Na mijn artikel in Westerheem kreeg ik een melding van het AWN lid de
heer Wassink die een hypocausttegel had gevonden bij de uitwatering.
Toen de nieuwe sluizen klaar waren, werd de laatste geul door het strand
gegraven en de grond (zand en klei) daarnaast gedeponeerd. In die klei
werd de tegel gevonden.
|
Een tegel met dezelfde afmeting is te zien op de gravure van Van Deutecom
(1588) met een afmeting van 7 duim. De gevonden tegel heeft dezelfde afmeting
(18,5-19 cm). |
|
|
Reconstructie in de Thermen van Heerlen. |
|
Stapeltjes hypocausttgels ondersteunden in de luxe Romeinse woningen
of in een badhuis de vloer van een vloerverwarming. Ze komen ook voor bij
castella. De Romeinse bewoning lag op deze plaats vlak boven een kleilaag,
dus de aanwezigheid van de tegel in de klei kan betekenen dat zich op korte
afstand luxe bewoning heeft bevonden.
Augustus 2003Caius was here
Was keizer Caligula in Katwijk? In de 17e eeuw was men daarvan overtuigd,
want wisten de Katwijkse vissers niet van "Kalla's toren", waar hun netten
aan bleven hangen? Zo'n langdurige herinnering leek mij onmogelijk, maar
daarop kwam een reactie van de archeoloog Wynia die op een artikel van
hem wees, waarin hij betoogt dat de keizer wel degelijk aan de Rijnmond
kan hebben gestaan.
Het verhaal van Caligula en de bouw van de vuurtoren speelt zich af
tijdens de voorbereidingen van een invasie naar Brittannie ergens "aan
de oceaan" rond het jaar 40. Nu licht het niet voor de hand om met een
leger naar het noorden te trekken en vervolgens een breed deel van de Noordzee
over steken, zodat deze geschiedenis altijd aan het Kanaal is gesitueerd.
In Valkenburg is echter een bodemplank van een wijnton gevonden met een
stempel de keizerlijke wijngaard: Caius
CAEsar AUGustus.
GERmanicus IULIOR BALON.
Ook wordt als een ooggetuige genoemd een Germaans edelman van de Cananefaten,
die hier woonden.
De kans dat Caligula aan de Rijnmond stond is daarmee dus gestegen en
daarmee ook de aanwezigheid van een voorganger van de Romeinse vuurtoren.
Dat echter zijn naam via een zo lang verdronken vuurtoren tot aan de 17e-eeuwse
Katwijkers is doorverteld blijf ik zeer onwaarschijnlijk vinden. Ik denk
dat naamkundig onderzoek tegenwoordig wel meer bewijsmateriaal vraagt. |
|
S.L. Wynia, `Caius was here', In: Discussion with the past. Archeological
Studies presented to W.A. van Es. (1999) 145-147.
Westerheem 51 (2002) 174 en 236.
Augustus 2003De
gravure van 1568 gevonden?
Volgens Dijkstra en Ketelaar ging aan de Ortelius-gravure van 1581 een
losbladige uitgave vooraf van 1568, waarvan geen exemplaar meer bekend
is (pag. 30). In mijn artikel in Westerheem verwees ik naar een artikel,
dat meldde dat een exemplaar aanwezig was in het British Library. Later
vernam ik van de heer Ketelaar, verzamelaar en kenner van Brittenburgprenten,
dat hij dit uitgezocht had en dat het helaas niet juist was. Het was een
2e druk Ortelius uit 1609, onder andere herkenbaar aan de drie oostelijke
steunberen in plaats van de oorspronkelijk vijf.
September 2003Een
nieuwe (derde?) prent
Bij het gepuzzel in voorgaande punt over de versies prenten kwam ik
een vrij onbekend artikel tegen, waarin een pentekening van de Brittenburg
was opgenomen uit een Brussels handschrift van de Batavia uit 1583. Het
bleek dat deze kenmerken had van beide 'families' van Brittenburgafbeeldingen
en dus een derde kopie zou kunnen zijn van de originele tekening.
Volgens Dijkstra en Ketelaar kreeg Ortelius in 1566 een tekening, waarvan
in 1568 in Antwerpen een gravure werd gedrukt als losse uitgave. Beide
zijn niet niet meer bekend. In 1581 verscheen de bekende gravure van Ortelius
van 1581 in een beschrijving van de Lage Landen van Guicciardini (prent
1).
In het archief van de familie van Wassenaar, de ambachtsheren van Katwijk,
bevond zich echter in 1572 ook een tekening waar nog een overtrek
van bestaat uit de 18e-eeuw. Deze is vrijwel gelijk aan de prent van Ortelius,
met enkele afwijkende details. De bekendste uitgave daarvan is Van Deutecom
uit 1588 (prent 2). Alle volgende afbeeldingen zin van de deze twee afgeleid
en vormen zo twee "families".
De pentekening uit de Batavia (prent 3) blijkt nu kenmerken te hebben
van beide families en kan dus een derde kopie zijn van de originele tekening.
prent 1
Ortelius, 1581 |
prent 3
Batavia, 1583 |
prent 2
Deutecom, 1588 |
De belangrijkste overeenkomsten van prent 3 zijn:
met Ortelius 1581, prent 1 (rood):
- Het aantal stenen in de muren komt overeen met prent 1. Prent
2 heeft een groter aantal stenen.
- De oostelijke muur naar de duinen staat schuin op de muur.
In prent 2 staat deze haaks.
- De put is net zo merkwaardig getekend, alleen de binnenkant met schaduw
en zonder getekende stenen zoals in prent 2. Er staat zelfs extra bij:
puteus.
met Van Deutecom 1588, prent 2 (blauw):
- De middenbouw is net als in tekening 2 getekend zonder stenen,
terwijl de noordelijke en zuidelijk middelste uitsteeksels niet evenredig
verdeeld zijn, zoals in tekening 1
- De oostelijke muur naar de duinen komt uit op een toren, in prent
1 op een muur.
- De westelijke tussenmuur is ononderbroken, daar waar in prent 1 een
gat zit.
- Het mannetje in de westelijke gang zit in beide tekening een beetje
vreemd voorover, als een kikker, terwijl prent 1 hier een stand figuur
geeft, welliswaar met X-benen.
- Beide tekeningen geven een groot aantal losse stenen en het lijkt
erop dat sommige overeenkomen, maar dat kan bij zoveel stenen ook suggestie
zijn.
Nauwkeurigheid
Na vergelijking van prent 1 met 2 heeft men al eerder de conclusie getrokken
dat de graveurs geprobeerd hebben een nauwkeurige kopie te maken. Een detail
maakt dit nu nog duidelijker: het midden uitsteeksel in de oostelijke kant
van de middenbouw (paars) zit in alle
drie de prenten iets uit het midden, terwijl een minder zorgvuldige tekenaar
die in het midden zou hebben getekend.
Dit betekent dat men voor verschillen niet de schuld kan geven aan slordigheid
of fantasie. Iedere afwijking moet een verklaarbare reden hebben. Uit de
prenten blijkt dan ook dat de meeste verschillen betrekking hebben op onderdelen
waarvan voorstelbaar is dat de tekenaar die minder belangrijk vond, zoals
de mannetjes en de losse stenen. Van de andere verschillen moet aangenomen
worden dat ze ontstaan zijn doordat de originele tekening op dat punt onduidelijk
was. Deze moeten dan ook minder betrouwbaar worden geacht ten opzichte
van de werkelijke Brittenburg.
De meest opmerkelijke afwijking is de derde dubbele toren in prent 3.
In het artikel over deze prent wordt echter vermeld dat deze er naderhand
lijkt te zijn bijgetekend. Het is ook niet voorstelbaar dat de andere prenten
deze toren, zo logisch passend in een kasteel, over het hoofd hebben gezien. |
Het origineel
De gekleurde delen geven aan hoe op deze punten de originele tekening
er moet hebben uitgezien (met daarbij de delen die in alle tekeningen gelijk
zijn). De prenten hebben fouten die niet in een andere prent
zijn overgenomen, dus alle drie zijn van een origineel nagetekend. Voor
dit origineel zijn een aantal mogelijkheden:
De losse gravure van Ortelius uit 1568 (volgens Dijkstra en Ketelaar)
Van Wassenaar zouden dan in het bezit zijn geweest van zo'n uitgave,
wat gezien hun belangstelling voor het onderwerp wel voor de hand ligt.
Het probleem is echter het gat in de westelijke tussenmuur bij Ortelius.
Gezien de nauwkeurigheid van alle tekeningen is het niet voorstelbaar dat
deze bij Van Wassenaar over het hoofd is gezien, want andere afbraak geeft
deze wel aan. Het ligt meer voor de hand dat dit veroorzaakt is door een
onduidelijkheid van het getekende origineel, in plaats van een gravure.
De tekening naar Ortelius uit 1566
De vraag is dan hoe de Van Wassenaars die hebben gekopieerd. Zij woonden
op grote afstand van Ortelius en hadden hier dus niet zo makkelijk toegang
toe. Uit de verschillende achtergronden blijkt ook dat de originele tekening
waarschijnlijk geen achtergrond had. De tekening uit 1566 zal wel de achtergrond
hebben gehad die op de gravure terecht kwam, want de beide Katwijken zijn
redelijk getekend en niet later door een graveur als fantasie toegevoegd.
Prent 3 zelf
Dit is niet waarschijnlijk omdat deze tekening geen onduidelijke punten
heeft die tot de verschillen in de andere tekeningen kunnen leiden. Zo
zit er geen gat in de westelijke tussenmuur.
Een oudere tekening van Van Wassenaar
Dit kan de diverse kopieen verklaren. Belangrijke bezoekers van de
Brittenburg zullen zeker geprobeerd hebben de Van Wassenaars te bezoeken
om de vondsten te bekijken, waarbij dan een eventuele tekening getoond
werd.
Het feit dat sommige delen van de tekening waarschijnlijk onduidelijk
waren, kan betekenen dat deze al oud en versleten was. Dit kan een aanwijzing
zijn voor een andere optie: Wie het verhaal leest over de toch bijzondere
archeologische activiteiten van Jan van Wassenaar in 1520, het uitgraven
en het plaatsten van de paal kan zich voorstellen dat deze ook graag een
tekening hiervan zou hebben gemaakt. Het zou dus kunnen dat de tekening
die in 1566 naar Ortelius werd gestuurd, een kopie was van deze tekening
uit het archief van de Van Wassenaars. Hier tegenover staat echter dat
in de 16e-eeuwse
beschrijving van Van Wassenaars
gegraaf de tekening niet wordt genoemd en de beschrijving (zoals de twee
plaatsen waarbij onder de duinen verdween, als een kanaal) niet echt overeenkomt
ment de tekening. De bewijzen hiervan zijn dus vooralsnog te zwak.
Het is duidelijk dat in dit geval de Brittenburg meer westelijk zou
hebben gelegen dan ik voor ~1570 heb gereconstrueerd. |
Hoe zag de Brittenburg eruit
Voor de betekenis van de Brittenburg heeft deze derde tekening weinig
invloed. Het is duidelijk dat de prenten een nauwkeurige afbeelding geven
van de oorspronkelijk tekening, maar dit zegt nog niets over de overeenkomst
met de werkelijke Brittenburg. Als het een oude tekening was, dat hoeft
het niet eens van de Brittenburg te zijn.
Gezien het streven naar nauwkeurigheid in die periode is het echter
het meest waarschijnlijk dat het toch een goed gelijkende tekening is van
rond 1566. Dit geldt natuurlijk niet voor alle details. Zo moet bij de
oorspronkelijk tekening bijvoorbeeld de oostelijke muur uit 7 stenen hebben
bestaan, wat neerkomt op een onmogelijke steenlengte van 7,5 meter. |
C.A. Kalmeijer en P. Stuurman, `Terug tot de bron. Een onbekende
kopie van de "Batavia" van Hadrianus Junius', Westerheem (1989)
146-150.
October 2003Is
de Van Wassenaar prent van 1572?
In
het archief van de familie Van Wassenaar, de ambachtsheren van Katwijk,
bevond zich in 1572 een tekening waarvan nog een overtrek bestaat uit de
18e-eeuw (Dijkstra en Ketelaar II), een grafure uit 1768 (III), een schilderij
(V) en de gravure van Van Deutecom uit 1588 (IV). Op de overtrek wordt
vermeld dat het origineel van 1572 is, maar zijn daar ook aanwijzingen
voor?
Op de tekening is een achtergrond te vinden van de topografie van het
gebied achter de duinen. Uit vergelijking met de Historische Atlas van
Katwijk van de 16e eeuw blijkt dat de topografische onderdelen kloppen,
zoals: de Bilt (A), twee boerderijen langs de (toenmalige) Hoorneslaan
(B) en een boerderij aan het eind van de Hoorneslaan (C). Er zijn ook details
die informatie geven over de datering:
- Bij de aanleg lag in de Hoorneslaan geen brug over het Mallegat (bij
B). Dit was hinderlijk voor de boeren die er illegaal een dam in legden,
die in 1577 werd verboden. In 1580 blijkt hier dan toch een brug te liggen,
die bleef bestaan tot in de 19e eeuw (Atlas pag. 4).
- Op een kaart uit 1580 wordt de boerderij bij B aangegeven als 'het
verbrande huis' (Atlas pag. 118, K53).
- Het Mallegat is gegraven vanaf april 1571 en geopend in april 1572.
De monding verzandde kort daarna, want al in mei 1572 komt de naam Mallegat
voor (Atlas pag. 133, S82). Het is opvallend dat de meeste prenten die
afgeleid zijn van de Wassenaarse tekening een open Mallegat geven, behalve
de grafure van van Deutekom uit 1588. Deze gravure laat als extra detail
ook de grond zien die uit het Mallegat was gekomen en daarnaast was gedeponeerd,
zoals ook op andere kaarten uit die tijd te zien is.
We mogen er dus van uitgaan dat de achtergrond van de kaart van van
Wassenaar inderdaad in 1572 is getekend. De Brittenburg zal van een oudere
kaart zijn overgenomen (zie hiervoor de drie versies). De vraag is dan
waarvan de achtergrond is afgeleid, want regionale kaarten bestonden in
die tijd nog niet. De enige in aanmerking komende kaart is een opmeting
van Rijnsoever in april 1571 (Dijkstra en Ketelaar XX) maar op de prenten
komen wegen voor die niet op deze kaart staan. De achtergrond moet dus
gemaakt zijn door iemand die ter plaatste bekend was.
december 2003De
achtergronden van de prenten
Op de achtergrond van de Brittenburgprenten zijn diverse, vrij nauwkeurige,
landschappen te zien. Omdat het minder waarschijnlijk is dat de originel
opmeter van de Brittenburg gelijk een topografische opemting heeft verricht
ligt het voor de hand dat die landschappen daar naderhand aan zijn toegvoegd.
De vraag is nu welke kart ze daarvoor gebruikt hebben. Daavoor moet gekeken
wordt naar kenmerken onderdeln en (overgenomen) fouten.
De prent van Ortelius van 1581
(eerste uitgave 1568, van kaartje 1566)
Opvallend zijn hier:
1 De Rijn loopt ver door, tot in de duinen. Aan de zijkant staat
dat hier ooit de Rijnmond was.
De Rijn loopt echter niet verder dan Kateijk aan de Rijn, maar gaat
hier ongemerkt over in de Noordwijker watering die men waarschijnlijk aanzag
voor een voorzetting van de Rijn. Deze vaart loopt echter niet naar de
duinen.
2 De kerk van Katwijk heeft een bol/ui-vormig stuk in de toren.
De plattegrond van het dorp klopt niet.
3 De kerk van Katwijk aan de Rijn heeft op het dak een hoog torentje
4 Aanwezigheid van een toren
De oudste, enigzins gedetailleerde, kaarten van de streek zijn:
Jacon van Deventer, 1536-1545 |
Christiaan Sgrooten 1:230.000, 1568-1573 |
Christiaan Sgrooten 1:120.000, 1568-1573 |
- Van Deventer geeft al de doorlopende Rijn, wat overgenomen wordt op
vrijwel alle kaarten van Holland tot het begin van de 16e eeuw. De Brittenburg
wordt vermeld en bij het einde van de Rijn "Olim hic Ostium Rhenum" (Hier
was vroeger de monding van de Rijn). De kerken echter worden als een symbool
weergegeven.
- De eerste kaart van Sgrooten heeft de kaart is van Van Deventer overgenomen,
maar zonder Brittenburg. De Rijn loopt nog iets duidelijker door,
zoals ook op de Brittenburgprent
- De eerste kaart van Sgrooten geeft de kerken aan zoals op de
Brittenburgprent, maar het Mallegat, die weer op de prent staat. De Briitenburg
staat hier wel op
Op geen van de kaarten staat een vuurtoren
Er is dus geen enkele kaart die alle kenmerken heeft van de Brittenburgprent.
Als de prent van 1581 een copie is van een eerste druk van 1568 vallen
de kaarten van Sgrooten af. De kaart van van Deventer is dan gebruikt,
maar de kenmerken van de kerken en vuurtoren moeten dan uit eigen waarneming
afkomstig zijn.
Het schilderij
Een merkaardige Brittenburgversie is een schilderij dat volgens Dijkstra
en Ketelaar wordt toegeschreven aan Saenredam, circa 1625. De achtergrond
is een uitbreiding van de prent van
1572 . Omdat zowel de van Deutocom 1588 als een 18e-eeuwse overtrek
van de kaart van 1572 deze extra topografie niet aangeven zal deze
niet al op de prent van 1572 aanwezig zijn.
Een weergave van deze kaart, aan gevuld met (veronderstelde) namen:
De topografie is zeer gedetailleerd en meestal kloppend, maar heeft
ook een aantal fouten:
- Het Kaageiland is te groot, waar de Kagerplassen als een soort rivierarm
omheen liggen. De eilanden Lakerpolder en Kogjespolder zijn gereduceerd
tot twee kleine eilanden voor de monding van de Zijl
- Een (niet bestaande) weg van Valkenburg naar Wassenaar.
De Kaag
De fout weergave van de Kaag is geintroceerd door Van Deventer, 1536-1545,
en daarna door de meeste kaarten in de 16e eeuw overgenomen.
Wegen
Kaarten met wegen zijn niet gebruikelijk tot het begin van de 17e eeuw.
De optieis zijn:
- Christiaan Sgrooten 1:120.000, 1568-1573. De wegen lopen hier echter
anders (fout). Deze kaart is ook niet in druk verschenen en ws dus niet
goed beschikbaar
- Henk Lieftrinck, 1578. De foute weg van Wassenaar en Valkenburg is
aanwezig, maar ander wegen zijn weer anders (fout), evenals de vlet tusssen
Rijnsburg en de Leede. Ook deze kaart is ook niet in druk verschenen.
- Bathasars, 1615. De eerste redelijk opgemeten gedetaillerde kaart
van Rijnland die ook in druk verschijnt. De fouten op het schilderij komen
echter niet op deze kaart voor. Ook de daaropvolgende kaarten worden steeds
vaker op deze en de opvolger van Dou (1647) waardoor bijvoorbeeld de foutieve
Kaag verdwijnt.
Er is dus (nog) geen kaart gevonden die alle elementen bevat van het
schilderij. De schilder zal geen gedetailleerde kaart van na 1615
hebben gebruikt.
October 2003Het aquaduct
In
1995 veronderstelde de heer Oud dat er vanaf de Brittenburg een aquaduct
landinwaarts kon hebben gelopen. Een stukje enkele muur, dat vanaf een
toren naar de duinen liep, zou hiervan het restant zijn. Daarna zijn door
hem in samenwerking met de AWN Rijnstreek een magnetische meting en een
booronderzoek uitgevoerd op het Katwijkse strand, zonder duidelijk resultaat. |
De noodzaak voor een aquaduct gebaseert hij op de veronderstelling dat
de Brittenburg een drinkwaterprobleem had, omdat ze op hooguit een halve
kilometer van de zee lag. Een waterput zou puur zeewater opleveren. Men
moest minstens 2-3 kilometer landinwaarts gaan om zoet zeewater te vinden.
Dit is echter onwaarschijnlijk. Vlak onder het Romeinse
maaiveld ligt een kleilaag
die zich uitstrekt over heel Katwijk, het restant van een waddengebied
van enkele eeuwen eerder. Deze sluit het brakke water in de ondergrond
af. Men neemt ook aan dat de kust op veel grotere afstand lag. Het is dan
ook te verwachten dat de Romeinen eerder last hadden van een teveel, dan
een tekort aan zoet water.
Bij de archeologische opgraving in de bouwput van de nieuwe sluis in
1982 is dan ook een Romeinse waterput gevonden, zodat er geen reden is
om te veronderstellen dat de Romeinen hiervoor een aquaduct nodig hadden.
|
Romeinse waterput in de bouwput
van de nieuwe sluis. |
S.P. Oud, `Brittenburg: hoektorens en muurstukken', Westerheem (1995)
225-230.
|